De WHOA kan een nuttig instrument zijn voor ondernemingen in zwaar weer. Onder omstandigheden kan om een afkoelingsperiode worden verzocht. Schuldeisers kunnen in die periode kort gezegd geen verhaal halen op de schuldenaar. De rechtbank beoordeelt zo’n verzoek aan de hand van een aantal criteria. Recent wees de rechtbank Overijssel zo’n verzoek af.

Wat was er aan de hand?

De schuldenaar, een bouwbedrijf, heeft een aanzienlijke schuldenlast van ongeveer €1,5 miljoen. Het bouwbedrijf startte een WHOA-traject om het bedrijf gecontroleerd te kunnen stoppen en afwikkelen. Om de voorbereiding en onderhandeling van het akkoord met de schuldeisers in alle rust te kunnen volbrengen, verzocht het bouwbedrijf om een afkoelingsperiode van vier maanden.

Het bouwbedrijf is in deze situatie terecht gekomen doordat diverse bouwprojecten verlieslatend zijn gebleken. Een aannemer heeft inmiddels beslag gelegd en verlof gekregen voor repeterende beslagen. Bij één specifiek groot project is er sprake van meerdere problemen en discussies over meer/minderwerk. Als dat project echter wordt afgerond, wat men binnenkort verwacht te doen, verwacht het bouwbedrijf daar een netto bate aan over te houden van één tot anderhalve ton. Het bouwbedrijf stelt dat de beslagen de ontvangst van het bedrag uit het grote project verhinderen en dat daardoor een faillissement aannemelijk wordt. De aannemer verweert zich en stelt dat het bouwbedrijf geen informatie verstrekt. Het te ontvangen bedrag is niet te herleiden, nergens blijkt uit dat de activiteiten van het bouwbedrijf in de kern nog levensvatbaar zouden zijn en dat met een akkoord een faillissement wel zou worden afgewend.

Wat oordeelt de rechtbank?

De rechtbank stelt vast dat voor toewijzing van een verzoek om een afkoelingsperiode het volgende nodig is:

De rechtbank overweegt vervolgens dat de gestelde bate niet zeker is nu het bouwbedrijf onder meer een geschil met één van de projectpartijen heeft in de orde van grootte van vijf tot zes ton. Daarnaast is onvoldoende financiële informatie gegeven. Ook is het de rechtbank niet gebleken dat het bouwbedrijf al serieuze stappen gezet heeft om tot het aanbieden van een WHOA-akkoord te komen. De slotsom is dat daarmee dan ook niet kan worden vastgesteld dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode gediend zijn.

De rechtbank wijst het verzoek om het afkondigen van een afkoelingsperiode en de parallelle verzoeken om de opheffing van gelegde beslagen daarom af.

Conclusie

Zoals al eerder in deze blogreeks opgemerkt, is het essentieel om de rechtbank volledig en juist te informeren bij een aanvraag die aan de WHOA gerelateerd is. Doet de verzoeker dat onvoldoende, dan is aannemelijk dat de rechter het verzoek beschouwt als een poging tot uitstel van executie in plaats van een serieuze poging om tot sanering van de schulden te komen. Afwijzing van een verzoek is dan te verwachten.

Dit artikel is geschreven door

Bas Besseling

Partner, lid dagelijks bestuur

Pieter Verloop

Senior advocaat