Wanneer een partij verplichtingen uit een overeenkomst niet nakomt, dan schiet zij tekort in de nakoming van deze overeenkomst. Er moet dan wel eerst sprake zijn van verzuim: de prestatie die op basis van de overeenkomst verricht had moeten worden, is uitgebleven. Om in verzuim te zijn moet een schuldenaar, nadat hij in gebreke is gesteld en hem de mogelijkheid is geboden om binnen een redelijke termijn zijn verplichtingen na te komen, deze verplichtingen alsnog niet zijn nagekomen. Op dat moment kan de wederpartij besluiten om de overeenkomst te ontbinden.

De Hoge Raad moest recent oordelen over de vraag of een verkoper het recht had een koopovereenkomst te ontbinden op basis van het tekortschieten van de koper, zonder dat hij deze koper in gebreke had gesteld: ECLI:NL:HR:2020:141

Uitzonderingen ingebrekestelling

Soms kan een schuldenaar al in verzuim zijn zonder dat daar een ingebrekestelling voor nodig is. De wet kent in artikel 6:83 Burgerlijk Wetboek een drietal situaties waarin dit mogelijk is:

  1. Wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de overeenkomst is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft;
  2. Wanneer de overeenkomst voortvloeit uit een onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding en de overeenkomst niet terstond wordt nagekomen;
  3. Wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de overeenkomst zal tekortschieten.

Wanneer één van deze situaties zich voordoet, is de schuldeiser dus niet verplicht om een schriftelijke ingebrekestelling aan zijn schuldenaar te versturen en de schuldenaar een redelijke termijn te bieden om alsnog zijn verplichtingen na te komen.

Uitspraak Hoge Raad

In deze zaak hadden partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een pand. Afgesproken was dat de koper het pand uiterlijk 31 december 2011 zou afnemen. In december 2011 gaf de koper aan dat dit niet zou lukken, maar dat hij wel bereid was dit enkele maanden later te doen.

De verkoper sloeg dit aanbod af, en deelde mee aan de koper dat hij de overeenkomst ontbond op grond van het tekortschieten in de nakoming door de koper. Vervolgens verzocht hij de rechter te verklaren dat de koper daadwerkelijk toerekenbaar was tekortgeschoten en dat de koopovereenkomst rechtmatig was ontbonden.

De verkoper stelde dat een ingebrekestelling niet nodig was op basis van artikel 6:83 Burgerlijk Wetboek, omdat het verzuim van de koper voortvloeide uit het verstrijken van een fatale termijn en de mededeling van de koper dat hij niet eind december 2011 zou afnemen. Het hof oordeelde eerder in de procedure al dat de afspraak om het pand ‘uiterlijk 31 december 2011’ te leveren niet als een fatale termijn gold in de zin van artikel 6:83(a) Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad stemde in met dit oordeel.

Vervolgens moest de Hoge Raad bepalen of de verkoper uit de mededeling dat de koper niet uiterlijk 31 december zou afnemen, heeft mogen afleiden dat deze zou tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst.

De Hoge Raad legt uit dat een ingebrekestelling niet de functie heeft om ‘het verzuim vast te stellen’, maar om een schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Wanneer dat tijdstip is bereikt en de schuldenaar niet is nagekomen, is hij in verzuim.

Nu geoordeeld werd dat de afgesproken leveringstermijn geen fatale termijn was als bedoeld in artikel 6:83(a) Burgerlijk Wetboek, kwam koper niet in verzuim door het laten verstrijken van die termijn zonder het pand af te nemen. De mededeling van koper dat hij het pand niet uiterlijk 31 december 2011 zou kunnen afnemen, was volgens de Hoge Raad onvoldoende voor het oordeel dat de verkoper daaruit moest afleiden dat de koper in de nakoming van zijn verbintenis zou tekortschieten.

De koper kon het pand namelijk nog na de afgesproken datum afnemen, waardoor er geen sprake zou zijn van verzuim (en dus ook geen tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst).

Conclusie

Uit deze uitspraak wordt duidelijk dat het niet halen van een afgesproken termijn in een overeenkomst niet automatisch leidt tot verzuim waar geen ingebrekestelling aan vooraf hoeft te gaan. Ook het feit dat een wederpartij aangeeft dat hij deze afgesproken termijn niet gaat halen kan niet tot een andere conclusie leiden. Het is dus verstandig voorzichtig te zijn bij het ontbinden van overeenkomsten zonder een ingebrekestelling daaraan vooraf te laten gaan.

Contactinformatie

Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen over het sturen van een ingebrekestelling of het ontbinden van een overeenkomst? Wij kijken graag met u mee.