Het uitgangspunt is dat iedere partij vrij is om te allen tijde en om welke reden dan ook de onderhandelingen af te breken, zonder schadeplichtig te zijn. Partijen kunnen echter schriftelijk afwijkende afspraken maken, bijvoorbeeld in een Letter of Intent. Lees hier meer over de aandachtspunten van een Letter of Intent in een eerdere blog.

Wanneer partijen geen specifieke afspraken hebben gemaakt over de gevolgen van het afbreken van onderhandelingen, dan dienen de volgende uitgangspunten in acht genomen te worden:

  1. Partijen zijn verplicht hun gedrag te bepalen door de eigen belangen, maar ook die van de andere partij;
  2. Iedere partij is vrij om de onderhandelingen af te breken zonder schadeplichtig te zijn, tenzij er sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen of andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar;
  3. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de afbrekende partij tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van de afbrekende partij;
  4. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.

Wanneer een partij de onderhandelingen afbreekt, dan kunnen diverse zaken worden gevorderd. De zaken worden kort afzonderlijk besproken.

Dooronderhandelen

Wanneer het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dan zou een vordering tot dooronderhandelen kunnen worden ingesteld. Echter, een rechter zal terughoudende dienen om te gaan met een vordering gestoeld op de redelijkheid en billijkheid.

Aan een vordering tot dooronderhandelen kan een dwangsom worden gekoppeld, zodat het toewijzen van een dergelijke vordering van grote invloed kan zijn op de afbrekende partij. Een toewijzing van een vordering tot dooronderhandelen impliceert dat de afbrekende partij gedurende de onderhandelingen niet met een derde partij mag onderhandelen.

Soms kan een dergelijke vordering niet worden ingesteld, bijvoorbeeld wanneer geen uitvoering meer mogelijk is met betrekking tot de te sluiten overeenkomst of wanneer het evident is dat partijen geen zaken meer met elkaar willen doen.

Negatief contractsbelang

Een partij kan van de afbrekende partij het negatieve contractsbelang vorderen wanneer er wel en geen sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen.

Met het negatieve contractsbelang wordt beoogd om de niet-afbrekende partij in de situatie te brengen alsof er nimmer onderhandeld was. Dit ziet primair op de door de niet-afbrekende partij gemaakte kosten (o.a. ook loonkosten van eigen onderhandelaars). Het gaat om kosten die de normale acquisitiekosten overstijgen.

Negatief contractsbelang kan echter ook bestaan uit gederfde winst, in de zin van misgelopen contracten. Deze kansschade komt alleen voor vergoeding in aanmerking wanneer er exclusiviteit van onderhandelen is afgesproken.

Positief contractsbelang

Een vordering tot vergoeding van het positief contractsbelang is enkel mogelijk wanneer er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen.

Van gerechtvaardigd vertrouwen is sprake wanneer de onderhandelingen in een zodanig stadium zijn beland, dat er overeenstemming bestaat over wezenlijke punten van de overeenkomst, met dien verstande dat de overeenstemming over die wezenlijke punten niet zodanig is dat reeds van een overeenkomst op hoofdpunten kan worden gesproken.

Met andere woorden: de niet-afbrekende partij dacht en redelijkerwijs mocht denken dat op grond van de onderhandelingen enigerlei overeenkomst tot stand zou komen, dan wel op grond van de andere omstandigheden van het geval. Het gerechtvaardigd vertrouwen vereist een toedoen van de afbrekende partij.

Bij een vordering tot vergoeding van het positief contractsbelang dient terughoudendheid te worden toegepast, om de onderhandelingsvrijheid niet te veel in gevaar te brengen.

Er kan niet zowel positief contractsbelang als negatief contractsbelang worden gevorderd.

Resumerend

Wanneer een wederpartij de onderhandelingen afbreekt of wanneer u zelf onderhandelen wenst af te breken, dan is het verstandig om op voorhand te onderzoeken welke gevolgen dat zou kunnen hebben. Het is beter om een weloverwogen keuze te maken, dan een keuze te maken en achteraf onderzoeken of de keuze weloverwogen was.

Dit artikel is geschreven door

Jan de Wrede

Senior advocaat